Tussen 15 en 26 augustus 2023 heb ik meegedaan aan een write-along van Prompt! (prompt-schrijven.nl)
12 dagen lang aan de hand van korte prompts en opdrachten elke dag een stukje schrijven van wat uiteindelijk een kortverhaal is geworden. Mocht je her en der denken: wat is dit??? dan mag je daarvoor Carola van Prompt! scheef aankijken ^^
Flessenpost
Met één hand speelde ze met het kromgebogen lepeltje aan haar ketting en met de andere peuterde ze wat algen van haar pasgevonden schat.
“Wat heb je daar?”
Ino draaide haar hoofd half in de richting van haar vriendin, Mul, en mompelde: “Geen idee, het lag in het gezonken schip. Zijn we klaar?”
“Ja, iedereen is al weg, zelfs Pado.”
Ino deed het platte zwarte ding in haar tas en begon in de richting van de kolonie te zwemmen. Bij het koraalhuisje van Mul namen ze afscheid en de laatste honderd meter zwom Ino in haar eentje verder.
Ze was zo diep in gedachten dat ze het voorwerp op de grond bijna over het hoofd zag. Het was een glazen flesje. Ze had ze wel vaker gezien, al was deze wit en niet groen of bruin, en er zaten geen halfvergane stickers op. Zodra ze het oppakte viel haar een opgerold wit velletje papier op, dat veilig en droog in het flesje zat. Een rubberen stopper weerhield het zeewater ervan de boodschap uit te wissen.
Met een opgetogen grijns bestudeerde Ino de inhoud. Wat zou er op het briefje staan? En hoe kwam het flesje in Yo’s naam in haar huisje terecht?
Er stonden een paar zwarte streepjes op de hoek van het rolletje papier en Ino kneep haar ogen samen. Ze draaide het flesje een kwartslag, maar nu rolde het rolletje om. Uiteindelijk wist ze het voor elkaar te krijgen om op haar rug, met het flesje boven haar hoofd en haar staartvin tegen de muur gedrukt voor houvast, de karakters te ontcijferen. “‘Zee … adem … beweging’?” Haar hand bewoog naar de stopper, maar toen stilde ze. Nee, ze maakte hem nog niet open. Zodra het zoute water rondom haar in aanraking zou komen met het papier raakte ze misschien de hele boodschap kwijt. Ze kon beter eerst uitzoeken wie het flesje in haar huis had gebracht.
Met het flesje stevig in haar hand geklemd zwom ze haar woning weer uit. Ze ging eerst lang Mul, maar die had geen idee. “Denk je dat je iets kunt vinden in de archieven?” opperde ze.
“Goed idee!” Ino haastte zich in de richting van de centrale hal. De vele witte pilaren waren rondom volgeschreven met elk klein beetje geschiedenis en informatie dat te vinden was in de kolonie, maar hoe ze ook zocht, ze vond niets.
“Wat doe je?”
Ze slaakte een gil en vormde een maalstroompje toen ze zich met een ruk omdraaide. “Pado?”
Haar leidinggevende van de opgraving, degene die het schip had ontdekt, keek haar met zijn eeuwig fronsende uitdrukking aan. Geschrokken van zijn plotselinge aanwezigheid schoot Ino’s hand met daarin het flesje omhoog, waardoor Pado achteruit week. “Dit lag net in mijn deuropening.”
Ze ontving een langzame knik als reactie. “Heb je hem al geopend?” vroeg hij, terwijl hij het glazen voorwerp bestudeerde.
Ino schudde haar hoofd, waarbij haar lange zilverkleurige haar uiteen waaierde. “Dat leek me geen goed idee onder water. Ik wilde eerst iets uitzoeken over de afzender.” Ze wees naar de drie karakters op het rolletje papier. “Maar ik kan hier niets vinden, dus ik denk dat ik maar naar boven ga.”
Naar boven betekende naar het zeeoppervlak. Naar de relatief veilige omheining van een kleine atol in de Noordelijke Stille Oceaan. Pado knikte enkel. Hij leek wat te willen zeggen, maar zijn lippen sloten weer en dus zwom Ino na een knikje in de richting vanwaar de maan door de golven zichtbaar was.
Leunend op haar ellebogen op een koraalovertrokken stuk rots trok Ino even later de kurk van de fles. De rubberen stopper kreeg een plekje in haar tas en toen hield ze de fles op de kop om het briefje eruit te laten vallen. Ze fronste toen ze het uitrolde. Het was geen brief, maar een envelop. Haar studie Mens en Bovenwatercultuur had haar voldoende geleerd over de verschillende communicatiemogelijkheden van de mensen aan land en dit was er een van. De drie karakters had ze makkelijk ontcijferd, de letters op de voorkant van de envelop waren iets lastiger.
“‘Open deze … envelop … niet!!! Br-breng ‘m weg … naar Bohoja.’” Ze kreukelde haar neus. Moest zij weten wie of wat dat was?
Er stond nog meer. Niet geschreven, maar gedrukt. Dikke letters in rode inkt. Ze moest het drie keer spellen voor ze begreep wat er stond. OFFICIËLE BEKENDMAKING en SPOED en STAATSGEHEIM. Meteen liet ze de envelop op de rotsen vallen en deinsde achteruit. Was de envelop gevaarlijk? Dan kon ze hem misschien beter hier laten. Ongeopend. Ook al brandde ze van nieuwsgierigheid.
Oké, ze ging het gewoon doen. Ze had geen flauw idee waar ze moest beginnen, maar ze was niet voor niets aan haar studie begonnen. Alles wat met de landmensen te maken had vond ze machtig interessant en het kon niet anders of deze boodschap was afkomstig van een van de tweebenige wezens.
Met een vlugge slag van haar staart bewoog ze weer naar voren. Ze wreef wat spetters van het papier en rolde de envelop strak op zodat hij weer in de fles paste. Stopper erop en gaan. Ze had hulp nodig, zoveel was wel duidelijk. Zou Mul willen helpen?
Zodra ze zich echter omkeerde en onder water dook, was de eerste persoon die ze tegenkwam niet haar vriendin, maar Pado. Ze zag hem al vanaf een afstandje, hij hing traag met zijn armen bewegend een eindje voor de kolonie. Had hij op haar gewacht? Zijn donkerrode haar deinsde zacht op en neer en toen hij haar in het oog kreeg kneep hij zijn ogen een beetje samen. “En?”
“En wat?” Ze hield halt een paar meter bij hem vandaan en klemde de fles tegen haar borst.
Pado’s ogen schoten onmiddellijk omlaag en hij vroeg: “Wat stond er op het papier?”
Ino kantelde haar hoofd en overlegde kort met zichzelf of ze haar missie wel of niet met hem zou delen. Uiteindelijk ontspande ze zich en legde ze de situatie uit. Wiens hulp kon ze tenslotte beter inroepen dan die van de beste leerling van de opleiding?
“Dus je wilt aan land gaan?” Zijn vraag was neutraal, ze proefde geen afkeer, maar zelfs een beetje enthousiasme. Wat niet zo heel vreemd was, gezien hun studierichting. Het kwam haar wel goed uit als hij met haar mee wilde gaan, ondanks haar eigen geestdrift vond ze het toch ook megaspannend. Dus vroeg ze met een smekende blik in haar ogen: “Wil je mee?”
Tot haar verbazing knikte Pado zonder aarzeling. “Ik weet wel een plek waar we hulp kunnen krijgen. Vrienden van me wonen er. De laatste keer dat ik daar was, was in de lente. Laban was op weg gegaan om zijn schapen te scheren, maar Andy en Nida hadden me geholpen bij het classificeren van enkele voorwerpen.”
Hij zwom langs haar heen. Ino dook achter hem aan. De kustlijn kwam in zicht. Onverwachts viel er een net. Volledig hulpeloos werd Ino meegetrokken.
Vechtend tegen het net dat haar van alle kanten insloot, kon Ino niets anders doen dan hulpeloos toezien hoe Pado uit het zicht verdween. Hij probeerde haar nog een tijdje bij te houden, maar zelfs zijn uitmuntende staartspieren konden de motor van het kleine vaartuig dat haar voorttrok niet bijhouden. Moedeloos verstopte ze haar gezicht in haar handen.
Toch nog vrij plotseling kwam de boot tot een halt. Ino schoot nog een stukje door, maar een touw hield het net met een ruk tegen en langzaam zonk ze richting de bodem. Met haar vingers klauwde ze naar de randen van de mazen die als een zakje aan de bovenkant leek te zijn dichtgeknoopt. Vlak voor de gevangen zeemeermin de ondiepe zandbodem raakte, werd ze met net en al omhooggetrokken. Even later brak haar hoofd door de golven.
Proestend, omdat ze half op de kop hing, veegde ze haar natte plukken haar uit haar gezicht. Haar ogen pasten zich meteen aan de lucht aan en gaven haar een scherp zicht rondom. Ze was bij een strand. Was dit het strand waar ze met Pado naar op weg was geweest? Ze herkende de duinen niet en evenmin de drie mannen die haar nu met gretige blikken bekeken.
Een van hen deed een stap naar voren, zodra een metalen takelarm het net met hun vangst aan hun voeten had gedrapeerd. Hij opende zijn mond om iets te zeggen, maar plotseling vlogen zijn ogen wijd open. Zijn mond bleef gevuld met de onuitgesproken woorden, terwijl de man schijnbaar zonder reden voorover viel. Veel tijd kregen zijn collega’s niet om te reageren. Ook zij vielen als zinkende schepen in het zand.
Ino zat geschokt in het net toe te kijken hoe er vanachter een rots een jong meisje tevoorschijn kwam. Ze grijnsde witte tanden bloot en hield een apparaatje vast waarvan Ino gokte dat het een wapen was. Haar staart was inmiddels veranderd in twee blote benen, die ze nu stevig tegen zich aan drukte.
“Alle blauwgestreepte cichliden,” riep het meisje, terwijl ze het wapen achter haar riem stak en het net van Ino begon af te trekken. “Die ergerlijke fanaten geven hier in Jeju kopzorgen, laat me niet –” Ze onderbrak zichzelf met een vloek toen het net aan de bovenkant niet open wilde gaan en trok een zakmes tevoorschijn. “Overdreven persoonlijke quota.” Ze sneed een paar touwen door, tot het net in delen rondom Ino uiteen viel.
“Raar spul tussen uw voeten.” Het meisje wees omlaag naar de tas van zeewier, waarna Ino die vlug oppakte. Ze viste er een korte broek uit en trok die aan, dankbaar voor haar lange tuniek.
“Werkelijke xenofobie.” Hoofdschuddend borg het meisje haar mes weer weg, toen stak ze haar hand uit. “Yaya Zun, aangenaam kennis te maken.”
Ino schudde nog steeds een beetje verdwaasd de uitgestoken hand. “Ik ben Ino.” Ze keek opzij naar de drie mannen in het zand en vroeg, terwijl er een rilling over haar rug liep: “Zijn ze …”
Yaya hurkte bij de dichtstbijzijndste man neer en gebruikte vervolgens de losgesneden touwen van het net om handen en voeten bijeen te binden. “Dood? Nee hoor, alleen verdoofd. Ze komen over een paar uurtjes met knallende koppijn bij, maar dan is de vreemdelingenpolitie er om ze op te pikken. Al had ik ze het liefst terug de zee in gegooid. Gasten zoals deze mogen van mij part opgegeten worden door haaien.” Ze stond op, herhaalde haar knopen bij de andere twee mannen en borg toen haar mes weer op. Ino vroeg zich af hoeveel wapens het meisje nog meer op haar lichaam verborgen had.
Yaya stond op en vroeg: “Wat doet een zeemeermin als jij hier eigenlijk zo dicht bij land? Was je aan het sightseeing?”
Ino schudde haar hoofd en haalde voorzichtig de fles met de brief uit haar tas. “Ik vond deze. Er staat op dat het bezorgd moet worden bij … Bo … Boho …” Ze haalde de envelop uit de fles en liet Yaya de boodschap op de voorkant lezen.
“Hé, die ken ik wel,” riep het meisje opgetogen uit. Dat is mijn wapeninstructeur. Hij is de enige ter wereld die beter met wapens om kan gaan dan ik. Schieten? Makkie, dat zag je net al. Met mijn mes ben ik onverslaanbaar en je moet me eens met een katana zien. Geloof me. Je wilt van mij geen vijand maken.” Ze klopte haar handen af aan haar broek en wees over haar schouder. “Ik neem aan dat je nog geen plaats hebt om de rest van de nacht te verblijven? Kom maar mee, je kunt wel bij mij pitten. Morgen zal ik je helpen met het lokaliseren van Bohoja. Dat kan nog lastig worden, want ik heb eigenlijk geen idee waar hij nu is.”
Ino keek nog éénmaal om naar de zee. Moest ze niet beter eerst teruggaan naar de kolonie? Pado zou wel ongerust zijn. Haar benen voelden echter loodzwaar en ze kon wel wat slaap gebruiken. Morgen weer een dag.
Ondanks haar vermoeidheid was het lastig om in slaap te vallen. Liggen op een bed voelde raar, haar benen voelden raar en bovenal vond ze het raar hoe Yaya midden in de nacht precies op de juiste plek was geweest om haar te redden. Was het toeval? Was zij misschien al op jacht geweest naar de drie mannen die haar gevangen hadden? Of zat er meer achter? Moest ze op haar hoede zijn voor het meisje dat zo goed met wapens om kon gaan? Voor hetzelfde geld was zij één van die xenofoben die een aardig zakcentje wilden verdienen aan een zeemeermin.
Klaarwakker schoot ze overeind. Ze begon ineens te twijfelen aan haar beslissing om Yaya de brief te laten zien. Het meisje zei dan wel dat ze Bohoja kende, maar dat kon ook een leugen zijn om haar op een bepaalde plek te krijgen. Waarom moeite doen om de zeemeermin ergens naartoe te slepen als ze zelf met open armen de val in liep?
Ino duwde haar beide handpalmen tegen haar voorhoofd en kneep haar ogen stijf dicht. Moest ze een poging doen om te ontsnappen? Ze kon teruggaan naar het strand, ze wist de weg nog wel. Dan kon ze de zee weer in en Pado zoeken. Hem kende ze, hem vertrouwde ze. Yaya had zonder pardon drie mannen neergeschoten en vastgebonden. Ze kon blijkbaar ook goed vechten, hoe kon ze zo iemand vertrouwen?
Ino hield het niet meer en klom zo zacht ze kon het bed uit. Op haar tenen sloop ze wiebelig langs de slapende Yaya, haar tas stevig tegen haar borst geklemd. De buitendeur kraakte een klein beetje, dus duwde ze zichzelf door een spleetje. Een kleine vijftig meter bij het huisje vandaan plofte ze op het zand neer en bij het licht van de maan trok ze de fles uit haar tas. Het zeewier begon uit te drogen, ze had beter een andere tas kunnen kiezen voor haar avontuur. Al had ze van tevoren niet veel nagedacht over wat er kon gebeuren wanneer ze op zoek zou gaan naar Bohoja. Sowieso had ze niet veel nagedacht.
Ze slaakte een diepe zucht terwijl ze naar de rode stempels staarde. Doordat ze de envelop eerder met natte vingers had vastgehouden was de inkt een beetje uitgelopen.
Opeens nam ze een besluit. Als ze Yaya niet kon vertrouwen, dan kon ze die vechtinstructeur waarschijnlijk ook niet vertrouwen. Ze kon maar beter de brief lezen. En stel dat de inhoud wel onschuldig was en ze raakte de brief kwijt, dan kon ze in ieder geval de boodschap doorgeven.
Voordat ze kon gaan twijfelen scheurde ze met haar kiezen het papier stuk. Een dubbelgevouwen velletje papier viel eruit. Het zag er niet heel belangrijk uit.
Vlug gooide ze de envelop opzij en opende de brief.
‘Bo, ik heb de locatie gevonden. De kolonie bestaat echt! 32.441723, 141.961597. Mocht deze storm ons noodlottig worden, aarzel dan niet om op onderzoek uit te gaan. Jij bent de enige met deze informatie. PJ’
De hanenpoten waren maar net leesbaar en Ino twijfelde over een paar cijfers. Het duurde even voordat de woorden tot haar doordrongen, toen zoog ze geschrokken haar adem in. De kolonie … zouden ze daarmee bedoelen …
Haar handen maakten al een prop van het velletje papier voordat ze bewust erover nadacht om de brief te laten verdwijnen. De inhoud stond op haar netvlies geprint.
Ze kroop weer in bed nadat ze de verkreukelde brief in de fles begraven had bij een boom aan het strand. Haar oog was nog even gevallen op de drie karakters op de envelop die de envelop van PJ had verborgen. Iemand anders dan zij had de fles als eerste gevonden en die iemand had de post aan haar gegeven. Waarom?
Ondanks de duizenden zorgen die door haar hoofd zwommen viel ze uiteindelijk toch in slaap.
“Rise and shine, Ino. Ik weet dat het laat was geworden, gisteren, maar als we vandaag Bohoja willen vinden, moeten we toch echt nu beginnen. Koffie?”
In haar ogen wrijvend vroeg Ino zich af of Yaya met koffie dat bittere bruine spul bedoelde of het witte vocht uit die grote noten? Oh, nee, dat was kokosmelk. “Nee, dank je. Water graag.” Haar huid voelde schraal en het jeukte. Ze was nog nooit langer dan een paar uur aan land geweest. Zo meteen eerst maar even een duik nemen.
“Ik heb net een paar van mijn vrienden gesproken over de huidige verblijfplaats van Bohoja en we denken dat hij heel misschien vandaag terug op het eiland komt. We moeten wel naar de andere kant en daarvoor moeten we langs de Xeno’s.”
“De wat?” Ino sloeg haar glas water in één teug achterover en voelde zich onmiddellijk stukken beter.
“De Xenofoben. De mannen van gisteren. De groep die vindt dat alles wat geen mens is uitgeroeid moet worden.” Yaya haalde haar schouders op en bewoog haar mes in een rap tempo tussen haar vingers heen en weer. “Maar wij kunnen ze wel aan. Kom, stop dat stuk brood achter je kiezen en volg me.”
Niet erg happig om de Xeno’s te ontmoeten deed Ino wat haar was opgedragen. Vervolgens liepen ze samen in de richting van waar de geheimzinnige Bohoja zou moeten aanmeren.
Ze hadden pech. Ze liepen de gevreesde bende tegen het lijf toen ze ongeveer halverwege het eiland waren. Yaya wist twee mannen neer te schieten voordat haar wapen nutteloos werd omdat ze van alle kanten aangevallen werd, toen greep ze haar mes uit de schede aan haar been.
“Ino, neem deze!” schreeuwde Yaya en voor Ino wist wat er gebeurde kreeg ze een kleiner mes in haar handen geduwd. Wat moest ze daar nou weer mee?
Eén van de mannen grijnsde gemeen toen hij haar hulpeloze uitdrukking zag. Hij dook op haar af en prompt liet ze het mes vallen. Ze hief haar handen en kneep haar ogen stijf dicht. Heel even hing de lucht doodstil tussen hen in, toen schalde een afgrijselijke schreeuw over de vlakte.
Geschrokken opende Ino haar ogen. Wat ze zag deed haar achteruitdeinzen tegen Yaya’s rug. Het meisje keerde zich om en vroeg: “Wat heb je gedaan, Ino?”
Ze kon het niet zeggen. De man lag met zijn handen tegen zijn gezicht gedrukt te kermen op de grond. Straaltjes bloed liepen over zijn huid die eruitzag alsof het volledig uitgedroogd was. De andere mannen namen het zekere voor het onzekere en vluchtten weg.
“Wow. Als ik had geweten dat jullie dat konden had ik me minder zorgen hoeven maken om de meermensen. Wij werken goed samen, Ino, high five.”
Ino had geen flauw idee wat er net was gebeurd. Ze had geen idee wat ze had gedaan, ze wist niet eens dat ze iets kon behalve heel erg bang zijn. Maar blijkbaar had ze iets goeds gedaan en Yaya was er blij mee. Misschien waren haar zorgen van de afgelopen nacht dan toch voor niets geweest.
De rest van de tocht naar de ontmoetingsplek verliep rustig. Ino zat met haar gedachten zeemijlenver van de hele situatie rondom de brief vandaan en had pas door dat ze gearriveerd waren toen Yaya haar tegenhield. “Ik weet dat je kunt zwemmen en zo, maar misschien kunnen we Bohoja toch maar beter op het land begroeten.”
Knipperend met haar ogen keek Ino omlaag naar haar blote voeten. Ze stond aan het randje van een steiger. Ah, ja, dat was misschien wel een goed idee. Ze wist tenslotte niet of Bohoja aan de kant stond van de Xeno’s of net als Yaya tegen hen vocht.
“Kijk!” Het meisje strekte haar arm en wees naar een motorbootje dat recht op hen af stevende. “Dat moet hem zijn.”
Ino kneep haar ogen tot spleetjes en tuurde over het glinsterende water totdat ze de inzittende kon onderscheiden. Zijn haar was aan beide kanten van zijn hoofd opgeschoren en … ze wist het niet zeker, maar het zag er … blauw uit. Dat was vreemd. Niet voor zeemeermensen. Het haar van het onderwaterras had alle kleuren van de regenboog. Voor mensen was het iets zeldzamer.
Ze deed een paar passen achteruit toen de motor afsloeg en de boot aanmeerde aan de steiger. De man aan boord gooide Yaya een touw toe, dat het meisje met een vrolijk gezicht vastknoopte aan een paal. Met een lenige beweging sprong Bohoja vervolgens op de steiger en stak zijn hand uit. Een beetje beduusd schudde Ino die.
“Ik ben Bohoja. Ik heb begrepen dat je iets voor mij hebt?”
Ino fronste. Hoe wist hij dat? En ze had de brief niet meer, wat moest ze doen als hij boos werd? “Ehm… ik ben Ino. Hoe-hoezo denk je dat ik iets voor jou heb?”
De man sloeg zijn armen over elkaar en kantelde zijn hoofd bedenkelijk. Ineens keek hij opzij en sprak Yaya aan. “Heb je het haar nog niet verteld?”
Toen Ino ook opzij keek zag ze het meisje plotseling verlegen nee-schudden.
“Jah, dan snap ik je terughoudendheid.” Bohoja draaide zich om, zette zich af en sprong met een sierlijke duik het water in. Ino haastte zich naar de rand van de steiger en keek verbijsterd toe hoe er twee tellen later een donkerblauwe staartvin zichtbaar werd, vlak voor Bohoja’s hoofd weer tevoorschijn kwam. Hij grijnsde en haalde kort zijn schouders op. “Zeg me alsjeblieft dat je de brief aan niemand anders hebt laten zien, Ino. Ik ben niet voor niets undercover bij de Xeno’s geweest. We moesten koste wat kost voorkomen dat die informatie in verkeerde handen viel.”
Ino was geschokt. Niet alleen was Bohoja totaal anders dan ze had verwacht, een zeemeerman nog wel, maar ook was hij undercover geweest bij hun vijanden en was zij blijkbaar gebruikt als koerier. En waarom? Iemand had haar de fles gegeven, iemand die prima de boodschap zelf aan Bohoja had kunnen doorgeven? Waarom was zij opgezadeld met deze taak?
Ze opende haar mond om de vele vragen als een waterval over de hoofden van haar metgezellen uit te storten, maar net op dat moment werd ze geroepen.
De stem kwam uit Bohoja’s richting, maar het was niet de man met het korte blauwe haar die sprak. Een hoofd met druipende rode lokken dook naast hem op en grijnsde haar een beetje schuldbewust toe.
“Pado?” Haar mond viel open toen de twee mannen elkaar een high five gaven.
Haar leidinggevende zwom naar de rand van de steiger en leunde met zijn armen op de planken. “En? Hoe vond je het avontuur?”
Ze was twee tellen sprakeloos, toen schoot ze uit haar slof. “Avontuur? Ik ben ontvoerd, half uitgedroogd en meerdere malen bijna vermoord, en waarvoor? Jullie – jullie wisten allang was er in de brief stond. Waarom moest ik in Yo’s naam dit alles meemaken?”
Pado had haar geduldig aangehoord en slaakte een diepe zucht voor hij zei: “Zie het als een onderdeel van je opleiding. Hoe kun je de landmensen beter begrijpen dan door zowel de goede als de slechte exemplaren te ontmoeten?”
Nu was ze helemaal stomverbaasd. Dit was allemaal een vooropgezet plan? Een test? Ze wist niet of ze nu boos moest worden of het moest zien als een waardevolle les. Uiteindelijk besloot ze de tweede optie een kans te geven.
“En nu?” vroeg ze, terwijl ze op de rand van de steiger plaatsnam, klaar om in het water te springen en het ‘avontuur’ – zoals ze het zo kleurrijk hadden omschreven – achter zich te laten.
“Nu,” zei Pado, achteruit zwemmend om haar ruimte te geven, “krijg je nog een laatste opdracht.” Hij gebaarde naar Yaya, die uit haar tas een lege fles, een envelop en een pen haalde.
Ze stak ze Ino toe en met getuite lippen nam ze de spullen aan.
“Nu schrijf je je naam op de hoek van de envelop en stop je die in de fles. Daarna bezorg je hem ongezien bij Mul.”
Pado’s opdracht klonk simpel genoeg, toch vroeg Ino: “Mijn naam?”
“Ja, ik had mijn naam toch ook op jouw envelop gezet?”
Ze fronste. Pado’s naam? Er hadden drie tekens op de envelop gestaan: zee, adem en beweging.” Plotseling zoog ze scherp haar adem in. “Golf. Pado. Jij was het? Al die tijd? Waarom zei je niets?”
Hij grijnsde zijn tanden bloot. “Dat was toch niets aan geweest?”
“Maar ik was bijna vermoord!”
“Welnee, Yaya hield je de hele tijd in de gaten. Er zat een traceerapparaatje in de fles.”
Alle puzzelstukjes vielen op hun plek en langzaam keerde Ino’s hartslag terug naar zijn normale ritme. Het was nu haar taak om Mul een zelfde soort opdracht te geven om haar te testen. Ze mocht haar vriendin niet waarschuwen of helpen en ze kon alleen maar hopen dat ze over een paar dagen net zo kon lachen als de drie rondom haar.
Schouderophalend dacht ze even na, toen schreef ze de karakters voor haar naam op: meisje, vis. Ze rolde de envelop strak op, duwde die de fles in en drukte de stopper er stevig op. Daarna stak ze haar hand uit naar Yaya. “Dankjewel. En sorry dat ik aan je twijfelde.”
Het meisje schudde vrolijk haar hand en klopte op haar mes. “Maak je geen zorgen, ik zal je vriendin net zo goed beschermen.”
Ino knikte Bohoja toe en sprong toen in het water. Samen met Pado zwom ze terug naar de kolonie. De plaats waarvan zij de locatie beschermd had. Toch wel een beetje trots op zichzelf glimlachte ze. Tot ze zich ineens iets herinnerde. “Hé, hoe kon ik eigenlijk die ene man verwonden?”
Pado keek haar niet-begrijpend aan. “Welke man?”
Belletjes dwarrelden omhoog toen ze een hap lucht uitblies en zwaaiend met haar hand mompelde ze: “Laat maar.” De mogelijke ontdekking van vreemde superkrachten was een avontuur voor een andere keer. Nu wilde ze eerst terug naar huis en voorlopig wilde ze niets anders van de landmensen tegenkomen dan hun in zee verloren spullen.
Einde