Tussen 27 december en 7 januari heb ik voor de tweede keer meegedaan aan een write-along van Prompt! (prompt-schrijven.nl) Het was weer een geweldige uitdaging met een zeer vreemd kortverhaal als resultaat ^^

Veel leesplezier! En wil je die van afgelopen zomer lezen, klik dan hier.

 

De MC (Mars Colony) Show

 

Geachte mevrouw Jelsma,

Hartelijk dank voor deze geweldige kans op een mogelijkheid om De Show te presenteren. Ik ben er heel erg blij mee.

Ik tuit mijn lippen en veeg een vinger over het scherm waardoor de laatste zeven woorden weer verdwijnen. Natuurlijk ben ik er blij mee, dat weten zij ook wel.

Hierbij presenteer ik–

Weer een veeg.

Mocht ik worden uitgekozen dan zou ik graag de volgende gasten uitnodigen: Allereerst dr. James Lim. Zijn baanbrekend werk in het leefbaar maken van de grond onder de nederzetting spreekt voor zich

Daarnaast Anette Stensgaard. Niet alleen is ze microbioloog, maar ze heeft ook nog eens recentelijk een award gewonnen als positieve jeugd-influencer. Ik volg haar kanaal al jaren.

De derde persoon die ik zou willen laten deelnemen aan De Show is burgemeester Zander Brown. Ondanks dat er al heel veel aandacht is besteed aan zijn rol in de hele onderneming, lijkt het mij goed om zijn blik op de toekomst nader te belichten.

 

Ik lees de woorden nog een paar keer door, voeg een afsluiting toe, plaats een extra komma en druk dan op verzenden.

Duimendraaiend staar ik een paar tellen naar het scherm van mijn werkstation en dan sta ik met een zucht op. Ik heb het gered tot de top tien, nu nog de laatste horde nemen. Ik móét dit gewoon winnen!

---

Heel vroeg in de ochtend klinkt er een bescheiden piepje op mijn smartwatch. Slaapdronken rek ik me uit en daarna breng ik mijn pols naar mijn gezicht. Ik moet een paar keer knipperen, want het bericht dat verschijnt is onscherp.

Beste mevrouw Kelvin,

Wij zijn blij u te kunnen berichten dat u door bent naar de volgende ronde.

Mijn ogen worden steeds groter naarmate ik verderlees en aan het eind van het bericht stoot ik een overwinningskreet uit. Ik ben door! Ik ben een van de laatste drie kandidaten. Ik moet naar Hilversum MC. Wacht, wat? Ik moet naar Hilversum? Wanneer?

Mijn ogen scannen de regels nogmaals en als ik de datum en tijd zie val ik mijn bed uit. Met een pijnlijke kreun wikkel ik het laken, dat rondom mijn voeten gedraaid zat, los en dan wrijf ik over mijn elleboog die ik tegen het kastje stootte.

Tijdens het aankleden vraag ik me af of dit betekent dat ze ook daadwerkelijk de kandidaten overwegen die ik heb aangedragen. Hoe gaaf zou dat zijn?

 

Na een haastig ontbijt spoed ik me naar het maglev-station in de centrale koepel. Mijn kaartje is voor mij geregeld en ik hoef alleen een code te scannen. Er zijn vaste zitplaatsen en in de cabine waarin ik uiteindelijk terechtkom zit één ander persoon. Zou dit een van de andere kandidaten zijn?

Glimlachend neem ik tegenover haar plaats. Haar rode huid vertoont vlekjes en op haar kale schedel parelen zweetdruppeltjes. Ze ziet er even nerveus uit als dat ik me voel.

“Hallo, ben jij heel toevallig ook onderweg naar Hilversum?”

“Ja, je ak?”

Ik knik en zoek op mijn smartwatch alvast de vertaalapp, voor het geval ik haar niet kan verstaan.

“Dus …” Ik besluit het maar gewoon te vragen. “Ben jij ook een kandidaat voor De Show?”

“Ja, het lakt me za lek, ek ben echt hel benewd. Wa waren jew kandedaten?”

Met samengeknepen ogen krijg ik het voor elkaar om haar woorden te begrijpen. Op zich is het fijn dat ze onze taal redelijk kunnen spreken. Ik moet er niet aan denken om de aparte keelklanten van haar soort te moeten leren. Ik vraag me af waarom de programmamakers overwegen om een Martiaan als presentator te nemen. In ieder geval is het heel dapper dat ze het aandurft.

“James Lim, Anette Stensgaard en Zander Brown. En de jouwe?”

De eerste naam die ze uitspreekt is onverstaanbaar. Ik raadpleeg mijn vertaalapp en zie de naam van de Martiaanse ambassadeur verschijnen. Oh. Ja, dat zal haar zeker een plekje in de top drie hebben bezorgd. Die man is zo goed als ongrijpbaar.

“Darnest enze mest beramde pelat en men brer–” Opnieuw volgt een naam die enkel lijkt te bestaan uit geklik en iets dat klinkt alsof ze stikt. Ik kuch en lees een onbekende naam in mijn app.

“Die laatste twee ken ik niet, maar die eerste, wauw. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen? Ik neem tenminste aan dat je toestemming hebt gevraagd?” Dat heb ik in ieder geval wel gedaan. De Show heeft nu al zoveel bekendheid dat het me geen moeite kostte om de toezeggingen te krijgen.

De jonge Martiaanse knikt en zegt dan zelfvoldaan: “He es men vader.”

---

Net wanneer ik wil opzoeken wie haar broer is, komt de mag-lev met een ruk tot stilstand. Geschrokken kijk ik door het raam naar buiten, maar alles wat ik zie zijn puntige rotsen.

“Wat es er an de hand?” Mijn lotgenoot klinkt lang niet zo bang als ik me voel. Tja, zij kan adem halen in de barre atmosfeer van de rode planeet, ik niet.

“Hoe laat is het?” In plaats van op antwoord te wachten kijk ik op mijn smartwatch. “We hebben nog maar twee uur de tijd.”

Alsof de machinist mijn dilemma wil benadrukken klinkt er door de intercom: Alle reizigers, onze excuses, we hebben een onvoorzien oponthoud. Houd rekening met minstens een uur vertraging.

“Dat gaan we nooit redden,” jammer ik.

Resoluut staat de Martiaanse op. Ze steekt haar hand uit en zegt: “Kam me, ek zal je helpen. Als je me net laslat, ken je baten lepen zender preblemen.”

Ik staar naar de kleine zuignapjes op elk kootje van haar vingers en overweeg mijn opties. Als ik hier blijf verlies ik mijn plek, als ik meega …

Ik heb geen keus en dus sta ik op. Ik grijp haar hand vast en samen lopen we naar de buitendeur. Na een korte sprong sta ik op de droge grond van Mars. De lucht prikkelt in mijn keel, maar door mijn verbinding met de Martiaanse val ik niet meteen dood neer. In een rechte lijn lopen we vervolgens naar de Martiaanse medianederzetting die ze Hilversum MC hebben genoemd.

---

Mijn handen zweten, mijn benen voelen als lood en mijn keel brandt tegen de tijd dat de koepel van Hilversum MC in zicht komt.

Voordat ik teveel buiten adem was om te kunnen praten heb ik de Martiaanse gevraagd naar haar naam. Ze heet Ekta en ik ben haar zeer dankbaar voor haar hulp. Ze had me net zo goed in de mag-lev kunnen achterlaten en op die manier een kandidaat kunnen uitschakelen.

In de sluis, waar ik mijn longen weer kan vullen met verse zuurstof, laat ik eindelijk haar hand los. “Heel erg bedankt, Ekta,” hijg ik, mijn handen afvegend aan mijn broek. Ik zie er niet meer zo florissant uit, maar wat wil je ook, na een wandeling van anderhalf uur door het stof van Mars.

“Grag gedan.” Ekta lacht me vrolijk toe en lijkt absoluut geen last te hebben van enige uitputting.

 

We hebben nog een half uur de tijd en worden door een productieassistent naar een kleedruimte gebracht. Er staat een kooi met daarin een wit konijntje, verder is de ruimte leeg. Ik laat me zakken op een stoel voor een grote spiegel met bolletjeslampjes rondom en haal mijn haar uit de knoop. Uit mijn tas vis ik een borstel.

Terwijl ik bezig ben mezelf te fatsoeneren kijk ik nieuwsgierig in de spiegel naar wat er achter me gebeurt.

Ekta staat bij de kooi, haar hoofd is een tikje gekanteld en als ze voor de tweede keer knikt vraag ik: “Is er iets met het konijntje? Hij ziet er schattig uit, hè? Waarom zou hij hier zijn, denk je dat er een goochelaar is?”

Ekta draait zich om en trekt haar wenkbrauwen omhoog. “Det es gen kanentje, det es de derde kendedat. He het Fred.”

---

Als een hazewind stormt er vervolgens een assistent naar binnen die drie enveloppen in de lucht gooit en in dezelfde vaart weer verdwijnt. Verbaasd raap ik ze op. Op de eerste staat mijn naam, op de tweede herken ik Martiaanse tekens, dus die geef ik aan Ekta, en de derde zal dan wel voor Fred zijn. Kan hij lezen?

Ik loop voorzichtig naar de kooi en vraag: “Ehm… Fred? Sorry dat ik je stoor, maar je hebt een brief. Ik eh… ik vouw hem wel even voor je uit.”

Ekta is verdiept in haar brief en als ik uiteindelijk de mijne open lees ik: Opdracht: Jouw tweede gast is uitgenodigd voor De Show. Introduceer hem of haar d.m.v. een rijm van vier regels.

Ik frons en kijk naar Ekta die haar ogen gesloten heeft en als een standbeeld in het midden van de ruimte staat. Fred knabbelt op een hoek van zijn brief. Ik kan maar beter gewoon beginnen.

De tweede gast, hè? Dat is Anette. Ik plof neer op dezelfde stoel met de spiegel en breng mijn smartwatch met opneemfuctie naar mijn mond. Half fluisterend begin ik vervolgens naar rijmwoorden te zoeken.

Na zo’n tien minuten heb ik het volgende bedacht:

 

Als gerenommeerd microbioloog van beroep, staat deze vrouw haar mannetje in elke groep.
Haar kennis van zaken is zeer integraal, als influencer is zij bovendien fenomenaal.
In ons melkwegstelsel kent elk wezen haar naam, haar deelname geeft De Show extra faam.
Dus hier presenteer ik, zonder verder gedraal, Anette Stensgaard; applaus in de zaal.

---

We moeten onze regels presenteren op het podium en als Ekta wordt opgehaald, blijf ik alleen met Fred achter. Het witte konijntje heeft zijn brief omgeruild voor een halve krop sla en omdat ik de spanning alleen maar voel toenemen als ik blijf zitten, sta ik op. De kooi is open aan de bovenkant en ik steek mijn arm naar binnen. Halverwege stop ik. Dit is een kandidaat, volgens Ekta is het niet eens een konijn, kan ik het wel maken om hem te aaien?

Ik kijk behoedzaam naar de roze kraaloogjes, maar Fred doet niets anders dan knabbelen aan een groen blaadje, waardoor zijn snorharen grappig op en neer wiebelen. Ik neem de gok, laat mijn hand het laatste stukje zakken en kriebel het wezen achter zijn korte, rechtopstaande oortjes.

Zodra mijn vingers de fluweelzachte haartjes raken, schiet er een tinteling door mijn lichaam. In mijn hoofd klinkt plotseling een stem.

“Reese Kelvin, wees gewaarschuwd, deze show kan levensgevaarlijk zijn voor hen die geen bovennatuurlijke krachten demonstreren.”

De zware stem echoot door mijn hoofd als een donderslag en versuft blijf ik met mijn hand op Freds kopje staan. Was dat echt? Beeld ik me niets in? Hoorde ik nou echt zojuist een stem in mijn hoofd? En …

Mijn verwijdde ogen kijken naar het witte beest in de kooi en vlug trek ik mijn vingers los. Fred is gestopt met knabbelen. Een peilloze diepte is te zien in zijn oogjes die ineens niet zachtroze meer zijn, maar felrood.

“Was jij dat?” fluister ik. Is dit konijntje telepathisch?

Ik krijg geen antwoord. Zou het alleen door aanraking werken? Ekta scheen hem prima te verstaan zonder direct contact. Maar zij is Martiaans. Zij heeft duidelijk bovennatuurlijke krachten. Ik …

Alsof ik me gebrand heb wijk ik achteruit. Levensgevaarlijk … Dat is het woord dat hij gebruikte.

Ik ben niet speciaal. Was het treinoponthoud een teken dat ik maar beter op kan geven?

---

De spaghetti-brei in mijn hersenen woelt en draait en ik heb geen idee meer wat ik moet denken. Als dan ook nog eens een assistent binnenkomt en de kooi van Fred optilt en meeneemt, blijf ik verslagen in mijn eentje achter.

Moet ik weggaan? Ik kan nu ontsnappen, niemand let op mij. Ik heb nog nergens voor getekend, ik kan gewoon de deur uitlopen en terug naar huis gaan.

Ik pers mijn lippen op elkaar en knijp mijn ogen samen. Ik kan natuurlijk ook … op onderzoek uitgaan. We hadden zoveel haast toen we eindelijk bij de mediakoepel kwamen dat ik niet goed om me heen heb gekeken. Ik weet alleen dat dit gebouw niet aan de buitenrand ligt en dus geen ramen heeft.

Op mijn tenen loop ik naar de deur, die ik opentrek, waarna ik om het hoekje gluur. Er is niemand in de gang. Felrood tapijt dempt mijn voetstappen als ik met bonzend hart de kleedkamer uitstap. Ik laat de deur op een kiertje staan en kies een richting.

Links een rij deuren, rechts een rij deuren. Ik kies links en schuifel langs de muur tot ik bij de eerste deur kom. Er hangt een gouden ster op het witte kunststof, maar er staat niets op. Ik waag het niet om de deurklink te proberen, maar leg mijn oor tegen de deur. Binnen … is het helemaal stil.

De deur is op slot, concludeer ik, als ik even later toch de klink probeer.

Achter de volgende deur klinkt geroezemoes en dus leg ik voorzichtig mijn oor tegen het koele materiaal.

“… dit nooit meer doen.” De stem van een vrouw klinkt normaal, niet alsof ze op het punt staat in een felle discussie te belanden.

De stem van haar gesprekspartner klinkt al even rustig. “We kunnen haar natuurlijk altijd vragen om samen te werken.”

Mijn hartslag zakt en ik besluit dat dit gesprek niet de moeite van het beluisteren waard is. Misschien moet ik op zoek gaan naar het kantoor van de productiemanager, daar vind ik vast wel wat antwoorden.

Twee deuren verder houd ik halt, omdat er ineens iets met een klap tegen de muur naast me vliegt. Aan de andere kant. Binnen in de kamer heeft iemand iets gegooid. Waarom? Wat is er aan de hand?

Mijn nieuwsgierigheid wint het van de angst dat ik op het verkeerde moment op de verkeerde plek ben en opnieuw leg ik mijn oor te luisteren.

“Als je det erder had gezegd, dan was ek her naet narte gekamen,” schreeuwt een stem die me vaag bekend in de oren klinkt. Is dat Ekta? Dat kan toch niet? Die is haar presentatie aan het doen. Of is ze al klaar? Is dit misschien een andere Martiaanse?

Ik druk mijn wang nog wat harder tegen de deur en word beloond met de bijtende woorden van een man die zegt: “Kalmer alsjebleft, za heb ek helemal neks an je.”

Iemand – de vrouw? – gilt en ik wijk geschrokken achteruit. Dan zet ik het op een hollen.

---

Mijn hart lijkt op een op hol geslagen mag-lev en mijn lichtblauwe blouse plakt op een oncharmante manier aan mijn bovenlijf. Met trillende vingers trek ik de eerste de beste deur open, maar voor ik boe of bah kan zeggen grijpt iemand me bij de pols.

“Dat heeft lang genoeg geduurd. Ga alsjeblieft snel zitten, we lopen achter.”

Verblindend licht schijnt in mijn ogen en ik struikel als twee handen me een korte trap opduwen. Snel knipperend, tot er tranen in mijn ogen staan, ontdek ik de omtrek van een tafel. Er staan een aantal stoelen omheen en in het laatste lege exemplaar moet ik gaan zitten.

Zodra mijn zicht zich heeft hersteld zie ik dat de tafel op een podium staat, dat er een camera op mijn hoofd gericht is met een rood brandend lampje aan de voorkant en dat een vrouw met een clipbord met geheven hand wacht tot ze het startsein mag geven.

Ik slaak een gil als vingers iets in mijn oor duwen, maar het is alleen maar een microfoontje.

“… alles eindelijk klaar. Zit ze? Ben ik te horen? Professor, geef even een seintje, hand omhoog of zo.”

Ik veeg een pluk haar achter mijn oor en probeer te ontdekken wie er spreekt.

“Ja, goed zo. We kunnen.”

We kunnen? We kunnen wat? Ik begrijp er niets van en als drie paar ogen mij vervolgens afwachtend aankijken, staar ik suffig terug. Wat doe ik hier?

Ineens knipt er een lampje aan in mijn hoofd. Wacht eens even, is dit mijn presentatiemoment? Moet ik nu die zelfverzonnen rijmregels zingen? Voor al deze mensen? Ik haal een keer diep adem. Tja, podiumvrees kun je niet hebben als presentator.

Wat waren mijn regels ook alweer? Ik tik op mijn smartwatch tot de rijm in beeld verschijnt en raap al mijn moed bijeen. Dan open ik mijn mond en begin te zingen.

 

Nog geen twee tellen later roept er iemand: “Cut!

Verschrikt slik ik de volgende woorden in. Was ik zo slecht? Ik heb toch een redelijk stemgeluid, dacht ik zelf.

“Professor,” sist de vrouw met het clipbord, “waar bent u in hemelsnaam mee bezig. We hebben al zo weinig tijd. Ze zitten te springen om uw uiteenzetting over de pas ontdekte aanwezigheid van neon microlarvae in het ijswater van de Marslagune. Begin alstublieft zonder … zonder zingen.”

Mijn mond valt open, maar voordat ik kan protesteren slaat ze met het clipbord voor de camera en wordt het opnieuw muisstil.

Ik knipper.

De drie andere mensen aan tafel knipperen.

“Pardon …” Ik hef mijn hand en stamel: “N-neon micro-wat?”

---

Gelukkig hebben ze al snel door dat ze de verkeerde voor zich hebben en door dezelfde assistent word ik de deur weer uit gezet. Op de gang verstop ik mijn gezicht in mijn handen. Waarom ben ik hier ooit aan begonnen? Ik moet terug naar de kleedkamer, mijn spullen pakken en vertrekken. Nu meteen.

Ik open mijn ogen en schrik me een ongeluk.

“Halle, gat het ged met je?” Vlak voor me staat Ekta met een bezorgde uitdrukking. Haar rode gezicht een sterk contrast met de gouden glitterjurk die ze draagt. Op haar kale hoofd prijkt een soort tiara en in haar handen heeft ze een envelop met het bekende logo van De Show.

Naast haar staat de productieassistent die haar kwam halen en die nu zegt: “We waren naar u op zoek, mevrouw Kelvin. Wilt u alstublieft snel meekomen? We hebben niet heel veel tijd meer en u moet zich nog omkleden.”

Hij draait zich om en begint al te lopen als ik nog vraag: “Omkleden? Waarvoor?”

Ekta neemt me bij de arm en trekt me mee in de richting van waar ik denk dat de kleedkamer moet liggen. Ik ben intussen een beetje alle gevoel voor richting kwijt.

“Je met za’n jerk an.” Ze wijst op haar outfit. “Af en pak, dat mag ak.”

Ze knijpt haar ogen een stukje samen en fluistert vervolgens in mijn oor: “Ap de derde vrag met je ne zeggen. Makt net at he mai het klenkt. Zeg ne.”

Ik open mijn mond om te vragen om verheldering, maar we zijn bij de kleedkamer aangekomen en Ekta mag niet mee naar binnen.

Terwijl ik me omkleed laat ik haar woorden tot me doordringen. Nee zeggen op de derde vraag. Wat het ook is.

---

In mijn gouden glitterjurk, met een glinsterende tiara op mijn hoofd, loopt ik even later een zelfde soort studio in als degene waar ik een half uurtje geleden per abuis in terecht was gekomen. Dit keer ben ik echter op de juiste plek. Dat zie ik meteen, want niet alleen staat mijn naam op een bordje op tafel, maar op de zwarte leren bank zit niemand anders dan Anette Stensgaard.

Meteen ben ik alle ongemak vergeten.

Met uitgestoken hand loop ik stralend glimlachend op haar af. “Mevrouw Stensgaard, wat een ongelooflijke eer. Ik ben een groot fan–”

“Stop!” wordt er geschreeuwd en ik bevries.

De productiemanager komt op ons afgerend en zwaaiend met haar clipbord roept ze: “Dat moet ín de show. Bewaar het voor later. Waar is je microfoon? Microfoon voor Kelvin!” Dat laatste schreeuwt ze zo hard dat Anette en ik ineenkrimpen.

Een assistent hangt een dunne zwarte riem om mijn middel waaraan op mijn rug een kastje hangt. Een draadloos microfoontje wordt vervolgens in mijn oor gestopt en na de 1-2-3-test mag ik nogmaals gaan doen wat ik net deed, maar dan nu voor de camera.

Verdere uitleg krijg ik niet, dus wanneer alle lichten, behalve die op het podium, uitgaan, haal ik diep adem en begin te zingen.

Dit keer roept niemand ‘cut’ dus ik neem aan dat ik goed bezig ben.

“… Dus hier presenteer ik, zonder verder gedraal, Anette Stensgaard; applaus in de zaal.” Na de laatste regel, die ik uit volle borst en met passende armbewegingen ten gehore heb gebracht, barst er ook daadwerkelijk applaus los.

Ik ben maar twee tellen overrompeld, dan glimlach ik breed en wend me tot mijn gast. “Mevrouw Stensgaard, wat een ongelooflijke eer. Ik moet toegeven dat ikzelf een groot fan van uw werk ben. Hartelijk dank voor uw aanwezigheid bij De Show.”

We schudden handen en ik neem plaats op de stoel die voor mij bestemd is. Het valt me op dat ik niet de enige ben met een gesprekskaart voor zich. Zijn haar antwoorden gestaged?

Ik schraap mijn keel en laat mijn ogen vluchtig over de regels gaan. Drie vragen. Dat moet lukken. Met een ontspannen houding stel ik de eerst vraag. Ik kijk naar mijn gast, ik glimlach in de camera, ik ben helemaal in mijn element. Totdat Anette, na het beantwoorden van mijn vraag, zelf een wedervraag stelt. Dan schiet me ineens de waarschuwing van Ekta te binnen.

Op mijn hoede geef ik rustig antwoord. “Nee, tot op heden heb ik nooit nagedacht over de vraag of mensen ook kunnen beschikken over zogenaamde bovennatuurlijke krachten.”

Ik staar naar de kaart en stel de tweede vraag. “Uw nieuwste onderzoek, dat heeft nogal wat ophef veroorzaakt, kunt u daar wat meer over vertellen?” Even breek ik mijn hoofd over de vraag wat dat onderzoek ook alweer was, maar als Anette begint te vertellen over het manipuleren van genen en het gebruikmaken van de kennis die ze hebben opgedaan op Mars, voel ik een rilling over mijn rug lopen.

Freds woorden, Ekta’s woorden, het gegil dat ik hoorde in een kamer … zit ik in de val?

---

Er komt geen derde vraag. Nadat Anette uitgebreid heeft verteld over haar onderzoeken en resultaten is de tijd voorbij. Ik haal opgelucht antwoord, maar als ik wil opstaan klinkt er ineens een muziekstuk. Verward wend ik me tot de manager, maar die staat te praten met iemand die ik niet herken. Ze staan in de schaduw, maar zelfs in dat weinige licht kan ik zien dat er iets raars met haar gesprekspartner aan de hand is. De persoon is ruim een kop groter en lijkt … heel behaard.

Een assistent leid Anette weg voordat ik vaarwel kan zeggen en dan klinkt er in mijn oor: “Maak u gereed voor de tweede gast.”

Wie? Ik?

De productiemanager brengt de persoon met wie ze net stond te praten naar de bank naast te tafel waarachter ik zit en met een minimaal aantal woorden stelt ze ons voor. Ik versta niets van haar woorden, want in het licht van de podiumlampen kijk ik op naar het angstwekkende gezicht van een wolf-mens.

Ik deins achteruit, terwijl mijn hartslag in de hoogste versnelling schiet. Alle sprookjes die me ooit als kind verteld zijn schieten door mijn hoofd. Roodkapje, Peter en de wolf, de wolf en de zeven geitjes. In al die sprookjes zat een wezen dat in de realiteit nooit had kunnen bestaan, want wolven kunnen niet praten. En toch staat hij hier nu voor me. Om zijn bruine snuit ligt een glimlach die misschien vriendelijk moet zijn, maar die het zweet op mijn voorhoofd doet uitbreken.

Hij gaat me opeten. Dit is het einde. Het is een horror-show.

In plaats van aan te vallen gaat de wolf-man echter zitten en hij is degene die een gesprekskaart in zijn harige klauwen krijgt geduwd.

Ik weet geen woord uit te brengen en sta nog steeds naast mijn stoel als de lampen dimmen en het muziek-intermezzo tot zijn einde komt. Iemand spreekt woorden via mijn oortje, maar die vliegen letterlijk het andere oor weer uit. Uiteindelijk is het de wolf-man die de stilte verbreekt.

“Neemt u plaats, mevrouw Kelvin, ik bijt niet.”

Er ontsnapt een nerveuze giechel uit mijn keel, maar ik doe wat hij zegt. Wat moet ik doen? Een interview houden? Is dit nog steeds een test? Ben ik nog steeds kandidaat?

“Ik zal u een paar vragen stellen, mevrouw Kelvin. Geeft u alsjeblieft het antwoord dat het eerst in u opkomt.”

Een beetje dommig knik ik. Misschien moet ik iets minder paniekerig zijn. Dit hoort vast gewoon bij De Show. Ekta is hier ook doorheen gegaan, zij heeft het overleefd. En dit is niet de eerste antropomorf die ik heb ontmoet.

Mijn gedachten schieten naar Fred, het konijn, en met een frons bedenk ik me dat er blijkbaar een heleboel speelt hier op Mars waar het gewone publiek niet van op de hoogte is. Zou De Show daar op inspelen? Bewustzijn kweken voor de bovennatuurlijke levensvormen die blijkbaar al jaren onder ons wonen?

De eerste vraag die de wolf-man stelt is eenvoudig. “Wordt uw beoordelingsvermogen beïnvloed door wat u ziet?”

“Ja.” Meer kan ik er niet echt over zeggen. Het is nogal duidelijk. Er zit een pratende versie van de grote boze wolf voor me en ik ben nog steeds doodsbang, ook al heeft hij niets gedaan dat die emotie zou kunnen oproepen. Het is puur gebaseerd op zijn uiterlijk. Ik voel me er zelfs een beetje schuldig over en doe mijn best me iets te ontspannen.

De tweede vraag is iets ingewikkelder. “Hebt u er bezwaar tegen als De Show onderzoeken belicht die schokkend kunnen zijn?”

Schokkend? Op welke manier? Ongemakkelijk schuif ik wat heen en weer in mijn stoel. Sommige nieuwsprogramma’s vertonen soms beelden van schokkende items om de kijkers bewust te maken van misdaden of iets dergelijks. Bedoelen ze dat?

“Het eerste antwoord dat in u opkomt, graag.”

Ik knipper en zeg dan vlug: “Ehm… nee, dat denk ik niet.”

“Zou u een actieve rol willen spelen in het nieuwste onderzoek van microbioloog Anette Stensgaard, dat vervolgens op de voet gevolgd gaat worden door De Show?”

Met een bijna-glimlach om mijn lippen veer ik een stukje overeind. “Natuurlijk wil ik dat.”

De wolf-man grijnst en staat dan op. Hij steekt zijn klauw uit en verward schud ik die, voor hij zich omdraait en wegsjokt.

Net te laat realiseer ik me dat dit de derde vraag was. De vraag waar ik nee op had moeten antwoorden.

---

Beste mevrouw Kelvin,

 

Op van de zenuwen scroll ik door het bericht heen waar ik al de hele dag tegenaan gehikt heb.

Op de een of andere manier ben ik de twee weken sinds de zenuwslopende proefproductie doorgekomen, maar alles is warrig in mijn hoofd. Regelmatig werd ik ’s morgens wakker in de overtuiging dat de hele sollicitatie een droom was.

Ik heb Ekta niet meer gezien of zelfs maar gesproken, het lijkt wel of ze van de planeetbodem verdwenen is, want als ik zoek op haar vaders naam, krijg ik nauwelijks informatie. Al helemaal niet over mogelijke gezinsleden. Eén keer heb ik het gewaagd te bellen, maar niemand wilde me te woord staan.

Toen ik mijn moeder vertelde over een telepathisch konijn en een antropomorfische wolf stelde ze behoedzaam voor dat ik een keer met iemand moest gaan praten.

De brief die ik nu al voor de derde keer doorlees bevestigd echter dat het geen droom was.

We zijn verheugd u te mogen meedelen dat onze keus op u is gevallen. Van harte gefeliciteerd met uw nieuwe rol als presentator van De Show.

Er trekt een spiertje in mijn mondhoek, maar verder blijf ik doodstil staan. Ik heb twee opties.

Eén: Ik accepteer en neem het risico dat ik verstrikt raak in een zorgvuldig gedocumenteerd horrorscenario, waarbij ik uiteindelijk proefpersoon wordt en mogelijk eindig met veren op mijn hoofd.

Twee: Ik bedank, laat de kans van een leven schieten en … nou ja, blijf veilig in leven. Zonder veren of vacht of snorharen.

Eigenlijk is de keus niet eens zo moeilijk. Ik haal een keer diep adem en typ een antwoord.

 

Een kleine maand later wriemel ik aan het microfoontje dat tegen mijn wang gedrukt zit. Felle lampen verlichten een podium dat eruitziet als een sciencefictionlaboratorium en in plaats van op een stoel, zit ik op een zilverkleurige bank. Anette zit naast me en lacht me enthousiast toe. Ze heeft er duidelijk zin in. Haar onderzoek heeft nieuwe fondsen gekregen en dankzij De Show zal ze meer publiciteit krijgen dan ooit tevoren.

De tweede gast zit in een kooi en laat af en toe een woeste brul horen. Zijn zwart-witte vacht verandert af en toe in een waar regenboogspectakel en zijn puntige hoektanden belemmeren de conversatie ietwat, maar ik kan hem intussen al beter verstaan dan drie dagen geleden, toen ik professor Beerwas ontmoette.

“Klaar?” hoor ik in mijn oor en ik knik in de richting van de productiemanager met haar inmiddels vertrouwde clipbord.

De lichten dimmen, het intromuziekstuk zwelt aan en precies on cue lach in naar de juiste camera.

“Welkom dames en heren, bij de eerste aflevering van De Show, waar we in het diepe zullen duiken van de microbiologie en wonderen zullen ontdekken die nog niet eerder op de twee planeten gezien zijn. Samen met onze vaste gasten: Anette Stensgaard en professor W. Beerwas gaan we op reis naar genetische uitersten, bekijken we inwendige veranderingen en wie weet, wacht u en mij een verrassing bij de finish.”

Ik houd mijn adem in als een woest trommelgeroffel het motto van de show aankondigt en dan gooi ik eruit: “Een leven zonder risico’s is als dood stof op Mars. Laat het doen opwaaien!”

 

Einde